“Bij de brandweer draait alles om teamprestaties en dat werkt het beste als iedereen een inbreng heeft.”

04 oktober 2023

Esther Lieben, Directeur Veiligheidsregio en Commandant Brandweer Haaglanden

Ze volgde haar hart, was niet bang om fouten te maken en heeft een enorme passie om iets bij te dragen aan onze samenleving en de ontwikkeling van Brandweer Haaglanden. Esther Lieben vertelt in tien lessen, stellingen en ervaringen over haar indrukwekkende loopbaan die inmiddels ruim drie decennia beslaat.

""

1. GEWOON DOEN, MET VALLEN EN OPSTAAN. DAN ZIE JE WAT WEL OF NIET WERKT

“Ik ben zelf nooit zo bezig geweest met de ontwikkeling van mijn loopbaan. Zo ben ik bijvoorbeeld na mijn vwo de Academie voor Lichamelijke Opvoeding gaan volgen. Nu zouden veel mensen daar raar van opkijken. Je gaat na het vwo toch geen hbo doen? Dat was toen helemaal geen issue. Ik vond lesgeven in combinatie met sport heel leuk en daarom heb ik toen voor deze opleiding gekozen. Niemand bemoeide zich daar verder mee, ook mijn ouders niet. Ik kom uit een liefdevol huis, ze waren trots op wat ik deed en dat was voor mij voldoende om mijn weg te vinden. Ik gun dat de jongeren van nu ook meer. Kinderen moeten nu zoveel en de verwachtingen liggen vaak heel hoog. Zelf heb ik mij altijd laten leiden door de vragen ‘wat past bij mij?’ en ‘wat vind ik fijn om te doen?”   “Toen ik op de sportacademie kwam, kreeg ik te horen dat ik met deze opleiding waarschijnlijk geen werk zou krijgen. Daar maakte ik mij helemaal niet druk om en ik ging gewoon door. Inderdaad was er in die jaren ’80 geen werk, überhaupt niet trouwens, maar sportleraren zijn over het algemeen aanpakkers en ze doen alles wat langskomt. Dat komt aardig overeen met het DNA van de gemiddelde brandweerman of -vrouw. Gewoon doen, met vallen en opstaan. Dan zie je wat wel of niet werkt. Dat is mijn manier van leren.”   “Ik pakte allerlei tijdelijke baantjes aan en was onder meer sportleraar bij de Haagse Brandweer. Dat was de opmaat voor een opleiding aan de Rijks Brandweeracademie, waar ik in anderhalf jaar ‘rood’ werd geverfd op de voltijdsopleiding voor brandweerofficier. Door de werkloosheid was het een selectie uit meer dan 500 sollicitanten, ik was een van de eerste vrouwen.”

2. IK WIL GRAAG SAMEN IETS MOOIS NEERZETTEN EN KAN GENIETEN VAN MENSEN DIE EXCELLENT ZIJN IN HUN VAK

“Ik heb veel kunnen doen qua werk en kom het beste tot mijn recht als ik kan ondernemen. Ik zie vaak kansen liggen en vind het mooi om projecten en organisaties vooruit te helpen, samen met anderen. Het motiveert mij als je het gevoel krijgt dat jouw werk nut heeft, dat je een bijdrage aan onze samenleving kunt leveren. Dat je samen iets moois kunt neerzetten. Ik houd van vakmanschap en professionaliteit. In brede zin. Ik kan genieten van mensen die excellent zijn in hun vak en niet alleen in uitvoerende vakken zoals leraar, brandweerman, vloerenlegger, maar ook dat van boekhouder, (beleid)schrijver, jurist, burgemeester, minister, adviseur.”

3. BIJ DE BRANDWEER DRAAIT ALLES OM TEAMPRESTATIES EN DAT WERKT HET BESTE ALS IEDEREEN EEN INBRENG HEEFT

“Na de Brandweeracademie ben ik begonnen als stafofficier opleidingen bij de toenmalige Regionale Brandweer ‘Haagland’. Je hield je als jonge officier bezig met een regionaal onderwerp en was daarnaast operationeel actief als Officier van Dienst bij een van de gemeentelijke korpsen in die regio. Ik was het eerste jaar gekoppeld aan de brandweer Leidschendam, waar ik niet alleen Officier van Dienst was, maar ook bevelvoerder op de autospuit. Als je daarmee begint, dan is dat allemaal rete spannend, maar je kunt natuurlijk nog helemaal niets en daardoor ben je afhankelijk van ervaren mensen om je heen. Ik weet nog wel dat ik een straat in kwam met een middelgrote brand en aan alle kanten vloog het vuur eruit. Ik had zoiets nog nooit gezien en je voelde de hitte door de wand van de auto heen. ‘Wat nu?’, vroeg ik aan de bevelvoerder. ‘Dit loopt hard weg’, zei hij. ‘Ga jij maar even rondkijken, dan verzinnen we een plannetje’. Op die manier leerde ik over verschillende typen gebouwen en muren en hoe je branden het beste kon bestrijden. Er waren toen nog helemaal geen programma’s om iemand klaar te stomen, dus van dit soort bevelvoerders moest je het vak leren. De meeste van hen stonden er wel voor open om je te helpen, om het samen te doen. Bij de brandweer draait alles om teamprestaties en dat werkt het beste als iedereen een inbreng heeft.”

4. HET IS NIET GOED ALS ALLEEN TYPES ZOALS IK HET BIJ DE BRANDWEER REDDEN. IEDEREEN MOET ZICHZELF KUNNEN ZIJN

“Ik heb het in mijn begintijd regelmatig meegemaakt dat mensen het maar niks vonden dat er vrouwen bij de brandweer kwamen. Daarom heb ik altijd geprobeerd om teams te creëren met een open vizier. Teams die meer zijn dan alleen het prototype van jezelf. Ik heb het in die tijd zeker meegemaakt dat mensen je helemaal niet moeten. Dat begint vaak bij de leider van een ploeg, die zet de sfeer neer. Dan gebeurde het dat ze niet op mij reageerden of er niet waren als je iets vroeg. Het ergste is het als je genegeerd wordt, net of je er niet bent. Veel jonge mensen moeten hier trouwens doorheen, zowel man als vrouw. Ik betrok het allemaal niet op mijzelf. Het zit ook in mijn karakter om niet te lang in iets te blijven hangen. Doe je dat wel, dan krijg je het heel moeilijk. Het scheelde enorm dat ik een autonoom persoon ben en een soort ‘jongens-meisje’. Ik heb mij wel gerealiseerd dat het niet goed is als alleen types zoals ik het bij de brandweer redden. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn. Toen ik dat eenmaal besefte, ben ik daar meer op gaan letten."

"Tijdens mijn opleiding in Engeland heb ik docenten letterlijk horen zeggen, waar ik zelf bij was, dat zij het niet wijs vonden dat er vrouwen bij de brandweer kwamen. Overigens werd daar in die tijd heel verschillend mee omgegaan. Je had de mensen die vrouwen bij de brandweer maar niks vonden en je had collega’s die je juist overdreven gingen helpen. Daardoor was je nooit één van de club. Ik snap dat ook wel, want alleen al door je uiterlijk viel je op en voor docenten en leidinggevenden was het wennen. Ik werd al die meningen hierover al wel snel zat.”

5. UITEINDELIJK DRAAIT HET ALLEMAAL OM HET CREËREN VAN DE JUISTE CULTUUR BINNEN JE ORGANISATIE

“Veel dingen veranderen autonoom. Mijn moeders generatie werd nog ontslagen als ze trouwden en daar kunnen we ons nu niks meer bij voorstellen. Maar de introductie van vrouwen bij de brandweer is niet door zo’n autonome ontwikkeling tot stand gekomen, dat moest door beleid van hogerhand afgedwongen worden. Dat is maar goed ook, want ik denk niet dat dit vanzelf makkelijk veranderd was. Overigens hou ik helemaal niet van ‘vrouwenquotums’. Dat is politiek gedreven en ik geloof juist dat de truc om meer diversiteit te bereiken is om dit niet politiek te maken. Dat betekent niet dat je er niks aan hoeft te doen. Het komt niet vanzelf goed. Je moet er juist veel aan doen, maar ik ben dan een type om in stilte het goede te doen. Dan lijkt het binnen de organisatie allemaal heel soepel te gaan, maar juist als het niet opvalt, dan is er vaak voor gewerkt. Heb je dat niet gedaan, dan heb je een paardenmiddel als een vrouwenquotum nodig. Voor mij is het ook geen streven dat er veel vrouwen bij de brandweer komen te werken, maar als ze dat willen, dan moeten ze daar wel de kans voor krijgen."

"Uiteindelijk draait het allemaal om het creëren van de juiste cultuur binnen je organisatie. Teams waarin er geen pestgedrag is, waar iedereen erbij mag horen, zorgen voor het beste werk. En cultuur is een gigantische mammoettanker, waarvan je de koers maar heel langzaam kunt wijzigen. Je moet niet pas aan een stuur trekken als je de ijsberg ziet opdoemen. Het goede nieuws is dat we bij Brandweer Haaglanden de neus al heel lang de goede kant op hebben staan. Het is een leuk en prettig bedrijf om binnen te werken. Veel externen geven mij terug dat ze zich zo welkom voelen en dit is ook nog eens bevestigd door een formele visitatie. Ik ben daar zo trots op! Tegelijkertijd is zoiets wel heel kwetsbaar. Je moet het blijven voorleven als leiders, als bevelvoerders.”

6. OM EEN LEIDER TE WORDEN MOET JE HEEL VEEL VLIEGUREN MAKEN

“Het zijn de mensen die het bedrijf maken en daarom vind ik dat je als leider je heel direct met personele zaken moet bemoeien. Anders is de kop van de romp gescheiden en raakt je bedrijf op drift. Je moet je bedrijf volledig doorgronden, anders doe je maar wat. Dan heb je opeens van die leiderschapsboekjes nodig. Om je bedrijf goed te kunnen doorgronden, helpt het als je jouw carrière de tijd geeft. Blijf gewoon jarenlang bij hetzelfde bedrijf en blijf fris door allerlei verschillende functies uit te voeren. Dat is iets wat ik de jeugd graag wil meegeven. Het is modern om te ‘job-hoppen’, maar dit helpt je echt niet. Als je wilt ‘jobhoppen’, doe dat vooral horizontaal. Om een leider te worden moet je in mijn ogen vooral veel ervaring opdoen, heel veel vlieguren maken. Zelf heb ik maar een klein beetje talent, maar ik ben wel een harde werker.”

7. ALS HOOGSTE AMBTENAAR VAN ZO’N MOOIE CLUB MAG IK MIJ NIET VERSTOPPEN. IK STA VOOR MIJN VAK

“Door dat harde werken ben ik een vakvrouw geworden binnen het brandweerveld en inmiddels ook in het multidisciplinaire terrein van de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Dat is uiteraard niet vanzelf gegaan, maar te danken aan al die geweldige collega’s op alle niveaus waar ik het van mocht leren. En natuurlijk was het daadwerkelijk leidinggeven aan honderden incidenten, mono- en multidisciplinair, van klein tot groot, zonder en met slachtoffers en doden, zonder en met veel impact voor onze samenleving, gedurende ruim 35 jaren zonder onderbrekingen de allerbeste leerschool voor mijn vak als brandweerofficier. Dat heeft er ook voor gezorgd dat ik op alle lagen aansluiting heb met het uitvoerend brandweerpersoneel en goed snap hoe het werkt in mijn dienst. En dat zorgt er mede voor dat we de juiste interventies kunnen plegen als korpsleiding en een Brandweer Haaglanden en Veiligheidsregio hebben waar iedereen trots op kan zijn. We werken er hard aan om dat zo te houden. Ik ben van mening dat mijn positie als hoogste ambtenaar van zo’n mooie club, met zo’n belangrijke taak, grote verplichtingen met zich meebrengt en dat ik mij niet mag verstoppen. Ik sta voor mijn vak. En ik sta er ook voor dat mijn dienst aansluiting houdt met de maatschappelijke opgaven en geworteld is en blijft in die samenleving. Dat vraagt best om soms een strakke aanpak intern. Maar het wordt gedragen en het werkt.”

8. IK WIL NIET DE COMMANDANT ZIJN WAARONDER MET VEILIGHEID WORDT GEMARCHANDEERD

“Veel van de incidenten die ik heb meegemaakt waren technisch heel interessant, maar dat is uiteindelijk niet wat bijblijft. Wel de ellende die het de slachtoffers geeft. Bovendien viel het mij al snel op dat de meeste incidenten plaatsvinden bij mensen die het niet breed hebben. Al bij mijn eerste middelgrote brand kwam ik in zo’n situatie terecht. ‘Hoe kunnen ze hier leven? Wat een armoe!’ was toen mijn reactie. Zeker in een grootstedelijk gebied als Haaglanden kom je veel armoede en slechte behuizing tegen. Dat raakt mij iedere keer weer diep. Ook de incidenten waarbij mijn eigen personeel schade opliep, bijvoorbeeld tweedegraads brandwonden, hebben veel impact gehad. Daarom ben ik richting mijn bestuur altijd superscherp op de veiligheidsaspecten van ons werk. Ik wil niet de commandant zijn waaronder op veiligheid wordt afgedongen. Niet intern, maar bijvoorbeeld ook niet bij het beoordelen van vergunningen. Wat dat betreft is er veel vooruitgang wat betreft de brandveiligheid, maar er doemen ook nieuwe risico’s op. Denk bijvoorbeeld aan de hoogbouw en de energietransitie. Dat zijn onderwerpen waar ik dan ook bovenop zit, want dit gaat allemaal niet vanzelf goed. Uiteindelijk kost veiligheid ook geld en daar wil niet iedereen aan. Dat is een ingewikkelde paradox. Als je heel erg je best doet, dan heb je minder incidenten. Dat geeft de politiek de indruk dat het allemaal wel goed loopt, waardoor de noodzaak om te investeren minder zichtbaar is. Maar je ziet pas dat er iets mis is als er een incident plaatsvindt. Burgemeester Van Aartsen omschreef dit heel mooi als de ‘onzichtbare veiligheid."

"Ik heb alleen het idee dat de brandweer niet meer zo hip is. Crisis is wel hip. Alles gaat tegenwoordig incidentgestuurd. Daar ontkom je niet aan en daar moet ik als commandant ook in meebewegen, maar ik vind wel dat we tegenwoordig heel veel praten, terwijl je uiteindelijk gewoon iemand nodig hebt die een brand blust of een plan beoordeelt. Mensen zien vaak niet hoeveel moeite de uitvoering kost.”

9. MIJN TAAK ALS COMMANDANT IS OM ALS EEN HITTESCHILD VOOR ONS BEDRIJF TE STAAN

“Mijn ambitie? Dat draait om de vraag wanneer je het werk nog leuk vindt. Zolang ik leuke mensen om mij heen heb en inhoudelijk bezig kan zijn, heb ik er plezier in. De balans tussen ‘leuke dingen’ en ‘corvee’ speelt ook mee. Nu heb ik iets te veel ‘corvee’. Dat komt bijvoorbeeld doordat er te veel sturing is via de landelijke politiek, wat een grote bureaucratisering met zich meebrengt. We moeten over veel zaken verantwoording afleggen. Dat is wel te verklaren met de juridisering van onze maatschappij, maar wat mij betreft kijken we wat meer naar de grote lijnen en niet te veel naar de punten en komma’s."

"Kunnen we misschien een beetje ruimte krijgen om ons werk uit te voeren? Er zijn gewoon veel bestuurs- en ambtelijke lagen, terwijl je maar één uitvoerder hebt. Die hoeft echt niet door tien chefs aangestuurd te worden. Mijn taak als commandant is om als een hitteschild voor ons bedrijf te staan. Wij krijgen vele beleidsnotities binnen, waarbij deze niet altijd relevant zijn voor de uitvoering van onze taken. Ik heb wat dat betreft een scherp gevoel ontwikkeld voor machtsverhoudingen en hoewel ik me er flink aan kan ergeren, kan ik hier ook goed mee uit de voeten en weet ik me altijd een weg te banen in de mijnenvelden die er soms liggen. Wel altijd open en transparant. Uiteraard is de keerzijde dat ik bedreigend over kan komen op mensen die op macht georiënteerd zijn. Ook daarvoor geldt dat ik me niet laat intimideren of wegzetten. Gewoon doorgaan, want het brandweer- en veiligheidsterrein waar ik op mag acteren voor onze samenleving, doet ertoe."

"Binnen mijn managementteam probeer ik op een andere manier te werken. Als je als commandant een bepaalde koers inzet, de raderen in beweging zet, dan zie je binnen de organisatie vanzelf allerlei initiatieven ontstaan die bij die koers passen. De kunst is dan om daarvan af te blijven. Mijn mensen kennen hun eigen vak.”

10. DE VITALITEIT EN DUURZAME INZETBAARHEID VAN MIJN MENSEN STAAT VOOROP

“Als ik naar de operationele dienst kijk, dan is dat een aanslag op je gestel, op je heupen, knieën en hart. Zo rond je 55ste dan houdt het wel op met het zwaarste brandweerwerk. Dan trek je het fysiek niet meer. Dat je op je 60ste al met pensioen kon, was niet voor niks. In 2006 is die regeling afgeschaft en moet iedereen tot zijn of haar 67ste (of langer) door. Daarom stimuleren we onze medewerkers om zichzelf ook op andere manieren te ontwikkelen, bijvoorbeeld door een bepaalde opleiding te volgen. Bovendien kijken we naar de mogelijkheden om te differentiëren in het brandweerwerk en in de roosters voor oudere medewerkers. Het wordt al heel anders als je bijvoorbeeld ’s nachts niet eruit hoeft. De inzet bij een incident brengt een grote piekbelasting met zich mee, geeft een klap op het hart-longsysteem. De vitaliteit en duurzame inzetbaarheid van onze medewerkers is daarom een hoofdpunt in ons beleidsprogramma.”

 

Eerste vrouwen

In 1985 begonnen in Nederland de eerste twee vrouwen aan de Brandweeracademie, in 1987 kwam nummer drie en Esther Lieben was in 1988 de vierde vrouw die aan de opleiding begon. Uiteindelijk was zij de enige – en eerste – die in de repressie (incidentbestrijding) terecht kwam.

Dit is één van de achttien verhalen van onze collega’s. Wil je meer lezen? Bekijk dan het magazine Brandweerwerk.

Werken bij de VRH